Gisteravond was Sandra Phlippen zomergast. Wat een verademing na de smoothe, suave Umberto Tan waar alles werd dicht-geplamuurd. Gisteren werd er veel gezegd en harde fragmenten getoond. Een wijs mens. Veel van wat ze zei, sprak me aan.
Het kapitalistische systeem dat zij bij de bank probeert te ‘verzachten’ gaat steeds meer eisen stellen, mensen losweken en individuen verrijken maar ook vereenzamen. Ze legde dat uit aan de hand van een analyse van Ignatieff (The need of strangers): de behoeftes – de kurk waarop het kapitalisme drijft – zijn steeds meer geïnstitutionaliseerd. Overheden en alle daaraan verbonden instellingen bevredigen die behoeftes in daartoe ingestelde systemen. Maar de verlangens, naar elkaar, naar geborgenheid, whatever, die mensen ook hebben en die vroeger werden opgevangen in de buurt, familie worden niet bediend.
Ik durf er aan toe te voegen dat naarmate de behoeftes (en eisen die daarbij horen) dwingender en individualistische worden, de behoefte aan verbinding steeds groter wordt. Dan kan ik de idiote protesten van de laatste weken begrijpen: barbecueën op de snelweg, gezellig een biertje drinken, populisme, solidarisering met andere hyperindividualisten zoals de coronawappies (ieder zijn eigen waarheid). Topboeren verbinden zich en eigenen zich die bij uitstek collectieve symbolen zoals de vlag, nb in de collectieve ruimte, toe. Het wrange is dat ze dat alleen maar doen voor de behoeften van hun eigen agro-industriële expansie.
Er is dus iets aan de hand met kapitalistische behoeftebevrediging en het verlangen naar maatschappelijke verbinding. Die lopen uit elkaar en steeds meer uit elkaar.
Ze zouden moeten overlappen. Misschien is dat wat het vrouwenvoetbal zo mooi maakt. Niet al die dure ego's van mannenvoetbal. Even daarvóór was de wedstrijd Engeland Duitsland waarin de collectiviteit het ‘m deed. Geen hoogstaand spel maar iedereen was verbonden, het hele stadion.
Hoe zich dat verhoudt tot prestaties, zag ik weer even dáárvoor: hoe Verstappen en van Vleuten elk in hun eigen vak schitterden. Eigenlijk, dacht ik, is dat alleen maar te pruimen omdat het de kick is van individueel vakmanschap. Stel je voor dat beiden zich hadden moeten opofferen aan het collectief. Dan was de lol eraf. Het ging echt alleen om hen en een paar anderen die ook elk op eigen merites de top haalden. Daar waar sprake is van een team-prestatie moet het, opgeteld, wel tot meer dan de som leiden. Dat zag je in de Jumboploeg van Vingegaard in de mannentour. Die kon alleen maar winnen door het collectief.
Vóór zomergasten, de vrouwenvoetbalfinale, formule 1 en vrouwentour, waren we in het nieuwe museum van Arnhem. Daar zag ik hoe collectiviteit soms ook teveel van het goede is. Er waren twee tentoonstellingen ingericht waarvan alle stukken zo moesten passen in het thema (over klimaat etc en over modern realisme ter linker en ter rechterzijde) dat je als het ware geen stuk meer herkende. Ik merkte dat ik op zoek was naar iets bijzonders dat me aansprak maar dat ik afgeleid werd door ‘het collectief’ en het me onmogelijk gemaakt werd door de dwingende ordening met opschriften en toelichting heen te kijken. Het was bovendien erg druk.
Kortom hoe brengen we de werelden van behoefte en verlangen weer bij elkaar? Misschien heb ik bij de Vonderhoek toch niet zo gek geredeneerd.
